In het Nationaal Warmtepomp Trendrapport 2024 laat Dutch New Energy Research (DNE Research) aan de hand van een scenariostudie zien hoe de groei van warmtepompen er tot met 2030 uit kan zien. Daarnaast wordt op woningniveau gesimuleerd wanneer de bestaande warmte-installatie vervangen wordt en welk warmtesysteem daarvoor in de plaats wordt geïnstalleerd. Dit leidt niet alleen tot een flinke verwachte groei van het aantal geïnstalleerde warmtepompen, maar ook tot behoorlijke regionale verschillen.
Begin 2023 heeft Netbeheer Nederland twee scenariostudies gepubliceerd. De eerste bevat scenario’s voor de ontwikkeling van het energiesysteem in de jaren 2025, 2030 en 2035, ten behoeve van de investeringsplannen van de Nederlandse netbeheerders. In de andere studie staat de periode daarna juist centraal, met 2050 als eindbeeld. Beide studies zijn zo ontworpen dat de klimaatdoelen in alle scenario’s gehaald worden. De manier waarop verschilt echter sterk tussen de scenario’s, daarom is het waardevol om de rol van warmtepomp in die scenario’s te vergelijken.
Later in 2023 is het concept Nationaal Plan Energiesysteem (concept NPE) verschenen. Hierin maakt het inmiddels demissionaire kabinet Rutte IV richtinggevende keuzes voor de ontwikkeling van het energiesysteem. In het concept NPE is per gebruikerssector onderzocht wat nodig is om te verduurzamen. Voor de gebouwde omgeving zijn vier scenario’s ontwikkeld met verschillende transitiepaden.
De definitieve NPE verschijnt eind 2023. Deze zal iedere vijf jaar worden geactualiseerd op basis van nieuwe ontwikkelingen in het energiesysteem en samenleving.
Er zitten veel gelijkenissen, maar toch ook verschillen tussen de scenario’s van Netbeheer Nederland en de scenario’s uit het concept NPE. In alle scenario’s vormen warmtepompen een belangrijk onderdeel van de puzzel.
DNE Research heeft specifiek voor de periode 2023 tot en met 2030 groeiscenario’s ontworpen. Door groeiscenario’s te simuleren op basis van woningkenmerken en ruimtelijke data geven de resultaten ook inzicht in de adoptie per gebied en per woningkenmerk. Tot slot wordt de impact op de vraag naar aardgas en elektriciteit per gebied doorgerekend.
Scenario’s Netbeheer Nederland en concept Nationaal Plan Energiesysteem
De scenario’s die Netbeheer Nederland heeft ontwikkeld komen uit twee verschillende rapporten. De ene reeks aan scenario’s zijn gericht op de periode tot en met 2035. De andere reeks is gericht op de periode daarna en laten de realistische uitersten van het Nederlandse energiesysteem in 2050 zien De scenario’s zijn zo ontworpen dat de scenario’s op elkaar aansluiten. Die scenario’s worden vergeleken met de scenario’s voor de gebouwde omgeving uit het concept NPE.
Ondanks dat de scenario’s van Netbeheer Nederland veel verschillen, is het totale aantal warmtepompen in woningen in de scenario’s tot met 2035 vrijwel identiek. De verschillen tussen de scenario’s zitten niet in het totale aantal warmtepompen, maar in het marktaandeel van de verschillende type warmtepompen.
Vanaf 2040 worden de verschillen tussen de scenario’s van Netbeheer Nederland groter. In drie van de vier eindscenario’s wordt 75 procent van alle woningen verwarmd met een (hybride) warmtepomp. In het andere scenario is dat 60 procent. Het aandeel van hybride warmtepompen verschilt sterk per scenario, net als het aandeel groene waterstof of groen gas.
In het eerste scenario uit het concept NPE wordt ongeveer een derde van de warmte geleverd door zowel all-electric warmtepompen, hybride warmtepompen en warmtenetten. In de overige drie scenario’s levert één van die oplossingen een significant groter aandeel.
In alle scenario’s van Netbeheer Nederland worden in 2030 2,2 miljoen tot 2,35 miljoen woningen verwarmd met een warmtepomp. Het aandeel van hybride warmtepompen is het hoogst in het scenario ‘Internationale ambities’ (IA) en het laagst in het scenario ‘Nationale Drijfveren’ (ND).
In alle scenario’s van Netbeheer Nederland worden in 2050 5,5 miljoen tot 6,9 miljoen woningen verwarmd door een warmtepomp. In het scenario ‘Internationale handel’ (INT) wordt zelfs de helft van alle woningen verwarmd met een hybride warmtepomp op waterstof. In de rest van de scenario’s staan all-electric warmtepompen en hybride warmtepompen op groen gas centraal.
Drie van de vier scenario’s in het concept NPE vallen in dezelfde bandbreedte als de scenario’s van Netbeheer Nederland, maar in het vierde scenario ligt het aantal woningen met warmtepompen significant lager, namelijk 3,8 miljoen. Om die reden wordt in het vierde scenario slechts 28 procent van de energievraag van woningen ingevuld met omgevingswarmte, terwijl dat in het derde scenario met veel all-electric warmtepompen 44 procent is.
De variatie van het aantal warmtenetaansluitingen bij woningen is hoger. In 2030 variëren de scenario’s van Netbeheer Nederland namelijk van 750.000 tot 1,1 miljoen aansluitingen. In 2050 groeit dat uit naar 920.000 tot 2,8 miljoen warmtenetaansluitingen. In hetzelfde jaar ligt de bandbreedte van de concept NPE-scenario’s nog hoger, namelijk 2 tot 5 miljoen aansluitingen bij woningen. Drie van de vier scenario’s zitten echter aan de onderkant van die bandbreedte.
Groeipaden 2023 tot en met 2030
Het doel van de scenariostudie van DNE Research is om realistische groeipaden te schetsen voor de adoptie van warmtepompen in de bestaande bouw tot met 2030. Op woningniveau wordt gesimuleerd wanneer de bestaande warmte-installatie vervangen wordt en welk warmtesysteem daarvoor in de plaats wordt geïnstalleerd.
Het is van belang dat de groeipaden aansluiten bij de doelen voor de lange termijn en verwachtingen. Daarom zijn er eerst twee hoofdscenario’s berekend voor 2050. Er is gekozen voor een nieuwe studie zodat aan de hand van een ruimtelijke analyse op woningniveau berekend kan worden en of een collectieve of individuele oplossing waarschijnlijk is. Dit dient vervolgens weer als input voor de groeipaden in de periode 2023 tot en met 2030. In gebieden met collectieve warmteoplossingen zullen immers minder individuele warmtepompen voorkomen.
In het ene scenario voor 2050 zijn er veel collectieve oplossingen (warmtenet en blokverwarming), in het andere scenario hebben individuele oplossingen (warmtepompen) meer overwicht. Beide scenario’s zijn ontwikkeld aan de hand van een ruimtelijke analyse waarin rekening is gehouden met alle individuele woningen in Nederland (woningtype, woninggrootte en gebouwgrootte) en omgeving (woningdichtheid, afstand tot andere gebouwclusters en bestaande warmtenetten of plannen daarvoor).
In het collectieve scenario voor 2050 wordt 55 procent van de bestaande woningen verwarmd met een individuele warmtepomp en heeft 33 procent een warmtenetaansluiting. Het overige deel wordt ingevuld door blokverwarming, dat betekent een centraal verwarmingssysteem in een gebouw met meerdere woningen. In het individuele scenario heeft ruim 68 procent een individuele warmtepomp en minder dan 23 procent een warmtenetaansluiting.
In het volgende deel van de scenariostudie van DNE Research zijn groeiscenario’s gesimuleerd voor de periode 2023 tot met 2030. De eindscenario’s in Figuur 16 zijn gebruikt om te bepalen waar collectieve oplossingen gepland gaan worden, en waar dus minder warmtepompen worden gerealiseerd. Daarnaast wordt er niet alleen gekeken naar de mate van individuele en collectieve warmteoplossingen, maar ook naar de mate van all-electric en hybride oplossingen. Hierdoor ontstaan de vier scenario’s weergegeven in ieder kwadrant van Figuur 17.
Voor elke bestaande woning in Nederland is het aantal isolatiestappen gesimuleerd aan de hand van de bovenstaande assumpties. Het resultaat is een verbetering van de schillabel in 2,5 miljoen woningen. Woningen met een lagere isolatiewaarde zetten meer stappen.
Ervan uitgaande dat de gemiddelde levensduur van een cv-ketel vijftien jaar is, en een op de tien binnen tien jaar wordt vervangen, is de onderstaande leeftijd en levensduurverwachting gehanteerd. Een bijkomende assumptie is dat cv-ketels uiterlijk na twintig jaar worden vervangen. Voor andere individuele verwarmingsinstallaties zoals warmtepompen zijn dezelfde getallen gebruikt. Bij recent gebouwde woningen is het bouwjaar gebruikt om de leeftijd van de huidige verwarmingsinstallatie te schatten. Voor de overige woningen is de leeftijd van de huidige verwarmingsinstallatie gekozen op basis van de kansverdeling in Figuur 19.
Vervolgens is tot en met 2030 gesimuleerd wanneer verwarmingsinstallaties worden vervangen. De kenmerken van de woning (grootte en warmteverbruik per vierkante meter), beleid (normering vanaf 2026) en locatie (de 2050 eindscenario’s in Figuur 17) zijn gebruikt om te benaderen welke vervangende verwarmingsinstallatie wordt gerealiseerd.
Wat doet (in)effectieve normering?
De invoering van een effectieve normering in 2026 leidt in de scenario’s tot 250.000 tot 300.000 nieuwe warmtepompen in de bestaande bouw per jaar. In het geval van ineffectieve normering is dat slechts 150.000 tot 200.000 warmtepompen per jaar. Het doel van 1 miljoen warmtepompen in bestaande woningen in 2030 wordt ruimschoots gehaald.
Door de invoering van de norm voor de efficiëntie van verwarmingsinstallaties in 2026 schiet het aantal nieuwe warmtepompen in bestaande bouw dat jaar omhoog. In het hoogste scenario worden er vanaf 2026 jaarlijks 300.000 warmtepompen in bestaande bouw geplaatst. In het laagste scenario is dat 240.000. Warmtepompen in de nieuwbouw zijn niet meegenomen in de bovenstaande cijfers. Deze zijn goed voor ongeveer 50.000 extra warmtepompen per jaar.
Een belangrijke aanname in deze scenariostudie is dat de meeste woningen, met uitzondering van appartementen, monumenten en slecht geïsoleerde woningen, onder de norm van 2026 vallen. Daarbij is ook rekening gehouden met woningen waar een warmtenet komt. Om onder de norm te vallen is echter ook een terugverdientijd van zeven jaar of korter nodig. Dit criterium is niet gehandhaafd in deze scenariostudie vanwege te veel onzekere variabelen, met name rondom de rekenmethode, energieprijzen (tot met 2037) en energiebelastingen. Daarom laat de bovenstaande grafiek de scenario’s zien in het geval van geen of geheel ineffectieve norm.
In alle uitgewerkte scenario’s ligt het aantal warmtepompen in woningen in 2030 boven de 2 miljoen. Het hoogste scenario komt zelfs uit op ruim 2,7 miljoen. Daarmee wordt het doel van minimaal 1 miljoen warmtepompen in woningen ruim gehaald. Wel is het van belang dat de ruim 700.000 warmtepompen in nieuwbouwwoningen (voor en na 2023) niet worden meegerekend voor dat doel.
Het aandeel woningen met een warmtepomp ligt in 2030 significant lager in de Randstad dan in de rest van Nederland. Dat is te verklaren doordat een groter aandeel woningen in een stedelijk gebied staat. Dat betekent meer warmtenet(plannen), meer appartementen die zijn uitgesloten van normering en gemiddeld genomen kleinere woningen. Het aandeel all-electric warmtepompen is relatief het hoogst in Flevoland door de hogere isolatiewaardes van nieuwere gebouwen.